
Inleiding
Letselschade heeft vaak grote gevolgen voor het dagelijks leven. Als je door toedoen van een ander lichamelijk letsel oploopt, kan het gebeuren dat je, al dan niet tijdelijk, niet meer in staat bent om jezelf te verzorgen. In letselschadezaken is er dan ook niet alleen sprake van medische kosten of verlies van verdienvermogen maar ontstaat er ook vaak behoefte aan ondersteuning en hulp in het dagelijks leven. Denk hierbij aan hulp bij douchen, aan- en uitkleden of vervoer naar afspraken. In de praktijk nemen familie en vrienden deze zorg vaak voor hun rekening. Maar in hoeverre komt deze hulp in aanmerking voor vergoeding? In deze blog bespreken we onder welke voorwaarden je voor een vergoeding in aanmerking komt en welke tarieven gangbaar zijn in de rechtspraak en literatuur.
De voorwaarden
Volgens vaste jurisprudentie geldt dat als er hulp en verpleging wordt verleend door familie of vrienden van het slachtoffer waarvoor niet wordt betaald, er toch kan worden bepaald dat voor deze hulp een vergoeding moet worden betaald. Het moet daarbij gaan om werkzaamheden waarvoor het gebruikelijk is dat deze ook aan professionele hulpverleners worden uitbesteed. Wanneer dit niet het geval is, bestaat er ook geen recht op vergoeding (ECLI:NL:PHR:2008:BE9998).
De vergoeding bedraagt evenwel niet meer dan het bedrag dat gepaard zou zijn gegaan met het inschakelen van professionele hulp.
Dit alles werd bepaald in het zogeheten Johanna Kruidhof-arrest (HR 28 mei 1999, NJ 1999/54). Het moet gaan om gevallen waarin het inschakelen van de professionele hulp normaal en gebruikelijk zou zijn geweest. Bij dit arrest gaat het over de ouders van een ernstig gewond kind. Zij kregen in dat arrest een vergoeding toegekend voor de tijd die zij zelf besteedden aan verzorging en verpleging, in plaats van hiervoor een derde in te schakelen.
Uurtarieven en uitgangspunten in de rechtspraak
In de praktijk wordt bij het bepalen van een passend uurtarief gekeken naar richtlijnen van de Letselschaderaad, cao-lonen of de PGB-normen. De uurtarieven liggen veelal tussen de €9,50 en €25. De concrete omstandigheden van het slachtoffer zijn vaak doorslaggevend.
In ECLI:GHARL:2014:185 (r.o. 3.21) acht het gerechtshof een uurtarief van €25,- redelijk. Er wordt hierbij expliciet aangesloten bij de PGB-normen. Het hof overweegt dat het redelijk is om dit tarief te hanteren voor hulp die normaal gesproken door een professionele kracht zou worden verleend.
In ECLI:RBROT:2023:9549 (r.o. 4.8) kiest de rechtbank een lager uurtarief, namelijk: €12,50. De lagere vergoeding hangt in dit geval samen met de aard en duur van de zorgbehoefte. De rechtbank acht de gestelde intensiteit van de zorg – gelet op de open wond en de leeftijd van het slachtoffer – niet onredelijk, maar ziet in de beperkte omvang aanleiding voor een gematigder tarief.
Opvallend is de uitspraak ECLI:RBMNE:2023:1100 (r.o. 3.15-3.16), waarin een uurtarief van €9,50 wordt toegekend. De rechtbank wijkt af van het gebruikelijke PGB-tarief, omdat het slachtoffer ondanks het ongeval nog gedeeltelijk kon werken en naar verwachting ook thuis nog een zekere mate van zelfredzaamheid had. De rechter benadrukt dat het slachtoffer niet volledig afhankelijk was van derden, en dat dit relevant is bij de beoordeling van het gevorderde bedrag.
Uit deze uitspraken blijkt dat de rechter niet alleen kijkt naar vaste richtlijnen, maar vooral naar de feitelijke situatie van het slachtoffer. Het uurtarief wordt vaak bepaald door factoren zoals de frequentie en zwaarte van de zorg, de mate van zelfstandigheid van het slachtoffer, en de professionaliteit van de geleverde hulp.
Vergoeding van vervoer door naasten
Een veelvoorkomend gevolg van letsel is verminderde mobiliteit. Familie en vrienden vervoeren het slachtoffer dan regelmatig, naar het ziekenhuis, andere afspraken, of zelfs naar sociale activiteiten. Ook deze hulp komt soms voor vergoeding in aanmerking.
Rechtbanken behandelen deze hulp echter vaak niet als een aparte schadepost. In ECLI:NL:RBARN:2006:AW1831 wordt het onderdeel gemaakt van de bredere inspanningen. In ECLI:NL:RBROT:2022:5698 wijst de rechtbank de vergoeding af, omdat onvoldoende was onderbouwd hoe vaak en hoe intensief het vervoer plaatsvond. De rechtbank overweegt dat alleen concreet onderbouwde kosten – zoals reiskosten of structurele inzet – voor vergoeding in aanmerking komen. Vrijblijvende of symbolische ‘bedankjes’ voor naasten worden niet vergoed.
Conclusie
De rechtspraak is duidelijk. Hulp bij verpleging, verzorging, ADL en vervoer door naasten kan worden vergoed, mits voldaan aan enkele voorwaarden. De hulp moet concreet worden onderbouwd, en het gevraagde uurtarief moet redelijk zijn in het licht van de aard en de frequentie van de zorg. Omdat elk letselschade geval uniek is, lopen de toegekende uurtarieven behoorlijk uiteen. De redelijkheid van het bedrag wordt daarbij steeds getoetst aan de specifieke omstandigheden van het slachtoffer.
Voor vragen over dit onderwerp kunt u contact opnemen met mr T.J.J. van Dijk via t.vandijk@advocaatvandijk.nl of via telefoonnummer 079-3239558